26 november 2004

Geschiedenis van de Hortus in het kort



In 1626 vestigde de apotheker Henricus Munting zich na jaren reizen door Europa in Groningen. Achter zijn huis in de Rozenstraat legde hij een tuin aan met vele gewassen. Door zijn buitenlandse relaties die hem planten toezonden, stond deze tuin reeds snel zeer goed aangeschreven. In 1642 bood Henricus Munting de tuin aan de Staten van Stad en Lande om deze in stand te houden voor de Academie en de inwoners van Groningen. Op deze manier kreeg de Universiteit een plantentuin. Munting werd benoemd tot provinciaal botanicus met leeropdracht. De eerste catalogus van de tuin werd in 1646 uitgegeven en bevatte namen van planten uit alle werelddelen. In 1654 (71 jaar oud) werd Munting hoogleraar in de botanie - de eerste hoogleraar speciaal voor de plantkunde in de Republiek der Verenigde Nederlanden.

Het was moeilijk alle planten - vooral die welke uit warmere streken kwamen - in leven te houden; door de Staten werd daarom eindelijk in 1656 1200 gulden beschikbaar gesteld voor een reconditorium (een verwarmde kas, soort oranjerie). Hierin bloeide in 1675 voor het eerst de Agave, een primeur in de Republiek.

Na het overlijden van Henricus Munting in 1658 werd hij opgevolgd door zijn zoon Abraham die al enige jaren zijn adjunct was. Abraham publiceerde het boek “Waare oeffening der planten” waarin veel over het kweken van planten wordt vermeld uit eigen ervaring. Een zoon van Abraham, Albert Munting volgde zijn vader na diens overlijden op in 1683.

Nog steeds had de familie Munting de zorg voor de tuin, zij het sedert 1642 tegen een kleine vergoeding. Om dit goed te doen moesten zij geld lenen; in 1690 waren hun schulden hoog opgelopen en de schuldeisers drongen aan op verkoop. De Provincie kocht de tuin op 29 januari 1691 voor 3700 gulden. Sindsdien was de tuin overheidsbezit. Hoogleraren volgden elkaar op zij woonden in het huis in de Rozenstraat en moesten nog jarenlang zelf veel tuinwerk doen, pas in 1762 kwam een hortulanus/tuiriman die in 1768 een woning op het terrein kreeg. Aan het eind. van de 18 eeuw werd het personeel verder uitgebreid.

De tuin lag aan de Rozenstraat, eerst 35 x 40 in groot, later bij stukjes en beetjes uitgebreid tot ca.1 ha. Op het terrein werden in de loop van de tijd (18e en 19 e eeuw) kasjes gebouwd: de verzameling planten bleef veelzijdig. Er was contact met andere botanische tuinen, zaden en planten werden gekocht en uitgewisseld, sinds 1856 werden zaadlijsten uitgegeven. Daarnaast werd niet vergeten planten te verzamelen in eigen provincie en omgeving.

In 1880 werd na aankoop en afbraak van een belendend perceel naast het Hortushuis een laboratorium voor pharmacie gebouwd en een nieuwe hoogleraarswoning werd aan de nieuwe Kijk in ‘t Jatstraat gebouwd. Het Hortushuis behield alleen zijn functie van botanisch laboratorium. De ruimte hierin was voor goed onderwijs en onderzoek uiterst gering. Op 22-4-1899 werd een nieuw botanisch laboratorium geopend grenzend aan het oude Hortushuis (het “oude gebouw”). Hiervoor werd een aantal huisjes aan de Rozenstraat afgebroken. De kassen werden waar nodig hersteld. en verbeterd..

Wenselijkheid van een kassencomplex i.p.v. een aantal verspreid staande kassen wordt in de eerste jaren van deze eeuw naar voren gebracht. Er wordt uitgekeken naar een ander terrein waar dit verwezenlijkt kan worden. In 1917 wordt het landgoed de Wolf (ca.12½ ha) aangekocht. Geldgebrek maakte de aanleg van een hortus in Haren moeilijk: wel werd in 1920 een tuin voor de genetica aangelegd (nu verdwenen door de bouw van het Biologisch Centrum). Ook begon men op proefveldjes uit zaad bomen en coniferen te kweken. Aan het eind van de twintiger jaren werd de inplant van het terrein ter hand genomen nadat het daarvoor in gereedheid. was gebracht: omdat van het begin af uitgegaan was van het idee een tuin te maken waar planten zich zoveel mogelijk zouden kunnen ontwikkelen in een voor hen natuurlijk milieu werden gevarieerde terreinen gecreëerd (zoals veentjes en verschillend bodemreliëf). Bovendien werd rekening gehouden met de eisen van sporenplanten naast die van hogere planten.

De oorlog remde de werkzaamheden af, maar daarna is in snel tempo Hortus de Wolf geworden wat deze nu is: eerst de wilde plantentuin, in 1966 kwam de grote tropische kas klaar en werd de plantencollectie uit de Rozenstraat naar Haren overgebracht, tenslotte de rots en de waterpartijen. Door aankopen van aangrenzende terreinen bereikte de tuin zijn huidige oppervlakte van 20 ha.

--ooo--